Terug naar Nieuws

De traditie rond de naam bij het rugnummer

Typisch Trappers

De scene uit de film ‘Miracle’ is bekend, de woorden van USA-coach Herb Brooks wereldberoemd. ‘When you pull on that jersey, you represent yourself and your teammates…and the name on the front is a lot more important than the one on the back.’

IJshockey kent, net als andere sporten, vele tradities. Zo begroeten de spelers elkaar voor de wedstrijd vanaf de blauwe lijn, gaat een goalie altijd als eerste het ijs op, scheren ijshockeyers zich niet tijdens de play-offs, krijgt een rookie de wedstrijdpuck na zijn eerste doelpunt, schudt men handen na afloop van zestig minuten verbeten onderlinge strijd en regent het petjes na een hattrick.

Ook binnen Tilburg Trappers kent men deze gewoonten. Maar er is één hele speciale: je naam op het shirt. Al 79 jaar lang creëert deze traditie echte Tilburgse jongens die het fundament vormen voor de toekomst van de hoofdmacht. Niet voor de club, maar voor de identiteit van het team. Een identiteit die ervoor zorgt dat je voor het logo en je broeders in de kleedkamer dwars door een muur gaat. Een karakter waarmee je kampioenschappen wint.

‘Vanaf het moment dat ik mijn eerste wedstrijd speelde voor Trappers keek ik of mijn naam al achterop het shirt stond’, vertelt captain Ivy van den Heuvel. ‘Drie jaar lang mocht ik meespelen, maar al die tijd geen ‘Van den Heuvel’ op mijn rug. Het motiveerde me elke dag om nog harder te werken. Waarom? Voor iedere jeugdspeler is het een droom zijn naam op het geelblauwe shirt van Trappers te hebben. Als het tastbare bewijs dat je het eerste team bereikt hebt. Op 22-jarige leeftijd keerde ik terug in Tilburg en kreeg ik mijn naam op het shirt. Ondanks vijf jaar eredivisie in Amsterdam en Eindhoven was dat een heel bijzonder gevoel. Een moment dat ik nooit zal vergeten.’

Voor Nick de Ruijter duurde het twee jaar voordat zijn naam boven rugnummer 91 prijkte. Een periode waarin het geduld van de forward herhaaldelijk op de proef gesteld werd. ‘Ik begon in kleedkamer 4. Daar mocht ik me omkleden. Vlak voor we het ijs opgingen, mocht ik dan in de kleedkamer van het eerste mijn trainingsshirt zoeken en kreeg ik uitleg van coach Mark Pederson over de oefenstof. Na de training moest ik mijn shirt weer inleveren en terug naar mijn ‘eigen’ kleedkamer. Mijn wedstrijden speelde ik met nummer 58. De naam van de speler was afgeplakt. Het shirt heb ik thuis in de kast hangen.’

Uiteindelijk kreeg de 25-jarige aanvaller bij het begin van de ijshockeyjaargang 2011-2012 zijn naamplaatje boven zijn vaste stek in de kleedkamer en ‘De Ruijter’ op zijn rug. ‘Ik was niet de enige. Ook Deniz (Mete), Maarten (Brekelmans) en Mickey (Bastings) viel de eer te beurt. Het was een bizar gevoel. Waar je vanaf de jeugd voor gewerkt en gestreden had, had je nu bereikt: een plek in de hoofdmacht van Tilburg Trappers! Vanaf dat moment hoorde je er ook echt bij.’